Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar [4]henlieden geplant; Gij hebt de volken [5]geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. 4. Te weten, onze voorvaders. 5. Hebr. kwaad gedaan; dat is, in het verderf gebracht, allerlei plagen aangedaan. 6. Als een wijnstok wijd en zijd uit gebreid. Zie hfdst.80.9,10, enz.